Na een renovatie en uitbreiding naar een ontwerp van B-architecten en Bressers Erfgoed opende het stadhuis van Roeselare 30 juni opnieuw de deuren. De ontwerpers maken zich sterk dat het vernieuwde stadhuis het meest duurzame van het land is. In hun ontwerp voor de make-over zetten ze immers niet alleen in op hergebruik, maar ook op flexibiliteit en demonteerbaarheid. Bovendien is het stadhuis voortaan aangesloten op een warmtenet gevoed door de plaatselijke verbrandingsoven.
Het stadsbestuur van Roeselare startte in 2019 een procedure op om het stadhuis, gelegen tussen de Grote Markt en de Botermark, te vernieuwen. Het complex liep immers al enkele jaren tegen zijn limieten aan. Zo was de wachtruimte te klein geworden, liet de toegankelijkheid voor mindervaliden te wensen over en waren de verschillende diensten voor de burger niet erg logisch gestructureerd over de verschillende verdiepingen. Het allegaartje van gebouwen die samen het stadhuis vormden, was ook niet langer onderhoudsvriendelijk en energiezuinig. Het historische gedeelte van het stadhuis, bestaande uit het rococo-stadhuis uit 1771 en het belfort uit 1923, moest gerenoveerd worden en de panden zonder veel historische waarde moesten plaatsmaken voor een duurzame nieuwbouw, die naadloos zou aansluiten op de erfgoedpanden. Uit de ontwerpwedstrijd die werd uitgeschreven kwam het voorstel van B-architecten en Bressers Erfgoed, die voor de nodige studies en het landschapsontwerp respectievelijk samenwerkten met Arcadis en Atelier Arne Deruyter, als winnaar uit de bus – in de jury zaten ook zes burgers uit de ruime poule van Roeselarenaars die de bevraging invulden die de stad had uitgeschreven om te peilen naar de verwachtingen rond het nieuwe stadhuis. Precies twee jaar geleden vatten de werken aan. Ze werden uitgevoerd door Algemene Bouw Maes, met ondersteuning door EEG voor de technieken en Group Monument voor de restauratiewerken.
De nieuwbouw, die fungeert als administratief centrum – dagelijks gaan er 300 medewerkers en het college van burgemeester en schepenen aan de slag, kwam langs de Botermarkt en de Zuidstraat te liggen. Het gebouw bestaat uit drie verdiepingen aan de kant van Zuidstraat en vijf verdiepingen aan de Botermarkt. Aan de kant van de Zuidstraat werden ook twee erfgoedgevels verwerkt in het geheel. Het nieuwbouwvolume werd door middel van diverse terrassen en daktuinen op schaal van de omgeving gebracht.
De gerenoveerde historische gebouwen en de nieuwbouw werden verbonden door middel van een transparant atrium dat fungeert als centrale ontmoetingsplaats. Langs het atrium kwamen loketten, vergaderzalen en gespreksruimtes. De hoofdingang van het stadhuis, die decennia geleden verplaatst werd naar de Botermarkt, is voortaan opnieuw te vinden aan de Grote Markt, in de vorm van een transparante toegang tussen het historische rococo-stadhuis en het belfort.
In het binnengebied van het vernieuwde complex kwam een publieke tuin die een aangename verblijfsruimte vormt voor personeel en buurtbewoners en een groene impuls geeft aan het stadshart van Roeselare.
In het nieuwe stadhuis kregen ook drie kunstwerken van zogenaamde Culturele Ambassadeurs van Roeselare, kunstenaars die de stad nationaal en internationaal op de kaart zetten, een plaats: In het atrium kan je niet naast een imposant werk van Nick Ervinck kijken, in de binnentuin staat een stalen prieel van Maarten Schaubroeck en in de schepenzaal hangt een schilderij van Kristof Santy, die geheel in zijn eigen stijl de Roeselaarse dinsdagmarkt in beeld brengt.
Maar de integratie van kunst en erfgoed gaat nog een stuk verder. In samenspraak met een curator werd de kunst- en archiefcollectie van de stad doorploegd om de ruimtes in het nieuwe stadhuis een extra laagje Roeselare mee te geven. Met historische kunstwerken en documenten, maar ook heel herkenbare objecten die verwijzen naar iconen en markante figuren uit Roeselare: van Albrecht Rodenbach en Adriaen Willaert over pastafabrikant Soubry en Elixir de Roulers tot Olympisch kampioen Fred Deburghraeve.
Het ontwerp van B-architecten en Bressers Erfgoed is een schoolvoorbeeld van circulair bouwen omdat het zowel inzet op hergebruik als op flexibiliteit en demonteerbaarheid.
Zo werd 99,5% (!) van de materialen afkomstig uit de gebouwen die verdwenen hergebruikt in de nieuwbouw of verkocht met het oog op hergebruik in andere projecten. Daarvoor genereerde Arcadis een uitgebreide digitale inventaris, gekoppeld aan een BIM-model, die een correct beeld gaf van het circulaire potentieel van de te slopen panden en als basis diende voor een sloopbestek voor recuperatie. Stadsbader stond in voor de sloop, of beter ontmanteling, van de bestaande gebouwen.
Van de recupereerbare meubels en bouwelementen bestemd voor hergebruik in andere projecten werd een catalogus gemaakt die vervolgens verdeeld werd onder meer dan 500 verenigingen en scholen. Een vijftigtal verenigingen en scholen gingen zo naar huis met keukens, kantoormateriaal, stoelen, radiatoren, kasten, lampen …
De eerstesteenlegging stond destijds ook symbool voor de inzet op hergebruik. Voor dat ceremoniële moment werd immers niet gekozen voor de eerste de beste steen, maar wel voor enkele exemplaren afkomstig van het oorspronkelijke belfort op de Grote Markt, die net als het Roeselaarse stadhuis UNESCO-werelderfgoed is. De erfgoedstukken lagen bewaard in het stadsarchief.
Het ontwerpteam zag er ook op toe dat de nieuwe materialen in de nieuwbouw later opnieuw hergebruikt kunnen worden. Maar niet alleen op elementniveau zetten de ontwerpers in op demonteerbaarheid.
Dat is ook het geval op gebouwniveau, waar naast demonteerbaarheid ook aanpasbaarheid het uitgangspunt was. Het gebouw bestaat uit een flexibel grid van kolommen en balken met niet-dragende binnenwanden en gevels. Naast die binnenwanden en gevels zijn ook de vloeren en plafonds in grote mate flexibel en demonteerbaar, dankzij het gebruik van computervloeren, tapijttegels en klimaatplafonds.
Nog een circulaire eigenschap van het vernieuwde stadhuis is dat het wordt aangesloten op het warmtenet van Roeselare, gevoed met restwarmte van de MIROM-verbrandingsoven MIROM. Die warmte wordt zowel gebruikt om het gebouw te verwarmen als te koelen. Leuk neveneffect: in dezelfde beweging werden ook een pak andere (historische) gebouwen zoals de Sint-Michielskerk en het Klein Seminarie aangesloten.
Het energieverbruik wordt voorts sterk gereduceerd door doorgedreven isolatie en zonnepanelen. Al die ingrepen – de aansluiting op het warmtenet, extra isolatie en de zonnepanelen – zorgen ervoor dat de energiekosten van het vernieuwde stadhuis 70% lager liggen dan het die van het oude stadhuis en het stadhuis.
Twee grote regenwaterreservoirs zorgen ook voor de recuperatie van hemelwater.
Dormakaba leverde voor het project twee automatische schuifdeuren met paniekfunctie aan de inkom. Bij normaal gebruik werken ze als automatische schuifdeuren maar zowel de schuifdeuren (schuifvleugels) als de zijvleugels (zijlichten) kunnen naar buiten (vluchtrichting) opengeduwd worden bij paniek. Daarnaast bouwde de producent de ITS 96 glijarm deurdrangers in de houten (brand)deuren. Deze deurdrangers zijn niet zichtbaar wanneer de deur gesloten is.
Het vernieuwde stadhuis is op weg om een BREEAM Excellent-label te behalen. Dat het project de Belgian Construction Award 2021 won in de categorie Circular Building en de Publica Award 2023 in de categorie Climate Responsibility doet op dat vlak alvast het beste verhopen.