COLUMN. Het terras naast de werf (Marc Schepers)
De afgelopen maanden zijn steden en gemeenten opnieuw een stukje autonomie kwijtgespeeld. Recente rechterlijke arresten en bijhorende decreetswijzigingen hebben ertoe geleid dat lokale besturen in een aantal gevallen niet langer hun eigen projecten mogen vergunnen. Zodra er een MER-screening nodig is, schuift de bevoegdheid automatisch door naar een hoger bestuursniveau.
Juridisch correct, ruimtelijk onverstandig
Juridisch verdedigbaar. Maar bestuurlijk twijfelachtig. En ruimtelijk ronduit problematisch. Want opnieuw wordt ruimtelijke ordening herleid tot juridische dossierafwikkeling, terwijl ze in werkelijkheid een belangrijke maatschappelijke oefening is: kwaliteitsvolle en toekomstbestendige keuzes maken over hoe en waar we wonen, werken, bewegen en samenleven.
En precies daar wringt het schoentje. Hoe groter de afstand tot de plek, hoe kleiner het begrip van die plek. Hoe verder de besluitvorming van de lokale realiteit komt te staan, hoe abstracter de afwegingen worden. En hoe abstracter de afweging, hoe groter het risico op ruimtelijke keuzes die juridisch kloppen maar maatschappelijk en ruimtelijk falen.
Lokale besturen kennen hun terrein niet vanuit dossiers, maar vanuit gesprekken. Niet vanuit nota’s, maar vanuit conflict en compromis. Niet vanuit procedures, maar vanuit de dagelijkse realiteit. Ze weten waar het schuurt, waar het botst en waar het werkt. Ze kennen de gevoeligheden.
Provincies en administraties beoordelen correct, maar niet contextueel. Ze zitten niet op het terras tegenover de werf. Ze voelen de nervositeit van een buurtvergadering niet. Ze kennen de reflexen niet van lokale handelaars, sportclubs of bewonersgroepen. Ze wegen belangen af op afstand, en precies die afstand maakt het verschil.
Het doorschuiven van vergunningsbevoegdheid naar hogere overheden mag dan juridisch sluitend zijn, ruimtelijk bekeken is het ronduit onverstandig. Het is een keuze voor controle boven kwaliteit, daar waar kwaliteit en duurzaamheid vandaag meer dan ooit nodig zijn.
Onafhankelijkheid binnen de gemeentelijke autonomie
De redenering achter de recente hervormingen klinkt nochtans logisch: wie zelf bouwt, kan moeilijk zichzelf beoordelen. Maar de vraag is niet of er onafhankelijkheid nodig is, dat spreekt voor zich. Dé vraag is waar en hoe die onafhankelijkheid georganiseerd wordt? Moet onafhankelijkheid per definitie buiten het lokale bestuur liggen? Of is het perfect mogelijk om die onafhankelijkheid net binnen de gemeentelijke structuur te verankeren?
En zorgt het eenvoudigweg doorschuiven van bevoegdheden niet juist voor meer moeilijkheden?
Meer overlegmomenten, meer interpretatie, meer vertraging, meer complexiteit en minder duidelijkheid over wie waarop aanspreekbaar is. Voor publieke projecten zoals scholen, sporthallen of herinrichtingen is dat nefast. Verantwoordelijkheid vervaagt, terwijl net helderheid nodig is. Wie beslist, moet aanspreekbaar zijn. En wie aanspreekbaar is, moet de plek kennen waarover hij beslist.
Waarmee ik meteen inspeel op iets wat pijnlijk ontbreekt in dit debat: een expliciete agenda om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Vergunningsbeleid gaat immers niet alleen over snelheid door eenvoudigere processen, het uitfilteren van beroepsmisbruiken of het vermijden van belangenconflicten. Het gaat in de eerste plaats over het faciliteren van rechtszekerheid mét het oog op duurzame en kwaliteitsvolle ruimtelijke keuzes.
Ik vraag mij luidop af of het uithollen van de lokale autonomie hieraan bijdraagt. In tegendeel wellicht. Er moet juist meer aandacht gaan naar vroegtijdige dialoog met alle mogelijke lokale betrokkenen. Er moet meer aandacht gaan naar een proactieve solide procesarchitectuur en -regie (gebiedsregisseurs, participatiedesign, gebiedsateliers…). Er moet met andere woorden juist meer aandacht gaan naar het ondersteunen en faciliteren van lokale besturen met het oog op een kwaliteitsvolle regie van hun eigen ruimtelijke ontwikkeling.
En daarom moet er ingezet worden op de versterking van de onafhankelijke beoordeling “binnen de eigen structuren” via strikte functiescheiding, via externe MER-beoordeling, via transparante adviezen, via openbare motivering.
Nederland toont al jaren dat dit perfect mogelijk is. Niet door bevoegdheden door te schuiven, maar door onafhankelijkheid af te dwingen binnen het systeem. Niet door autonomie te wantrouwen, maar door haar bestuurlijk te organiseren.
Marc Schepers is ex-schepen van ruimtelijke ordening van de stad Hasselt. In zijn nieuwe onderneming KeyMotion brengt hij met zijn team ondernemers en overheid samen met oog op het ontwikkelen van vernieuwende stedelijke innovatietrajecten in de domeinen mobiliteit en omgeving.