OPINIE. Meester Frank, hoe redden we onze schoolinfrastructuur? (erts*)
Meester Frank,
Ik kom waarschijnlijk morgen niet naar school
En ook overmorgen zal wat moeilijk zijn
En evenmin de week die komt, ja, zelfs de maand die volgt
De kans dat ik nog ooit verschijn is eigenlijk klein
‘t Is niet, meester Frank, omdat u mij zo vaak straft
En mij één keer zelfs domkop heeft genoemd
‘t Is alleen dat het dak lekt, en de schimmel kleurt de muur
Meester Frank, er is iets mis met onze schoolinfrastructuur
Sinds de oliecrisis in de jaren 70 heerst er een besparingscultuur op het onderhoud van overheidsgebouwen, stations, wegen en ook scholen. Het resultaat vandaag is navenant. Terwijl we discussiëren over de lengte van de zomervakantie, een hoofddoekenverbod of gratis schoolmaaltijden, lekken de daken van onze scholen. Leerkrachten botsen tegen emmers, overschilderen de schimmel en proberen les te geven in ijskoude of zweethete klaslokalen. We kunnen van geluk spreken dat de zomervakanties nog niet ingekort zijn, want onze schoolgebouwen en hun speelplaatsen zijn niet voorzien op hittegolven. Onze Vlaamse schoolinfrastructuur verkeert in crisis.
Met het huidige investeringsbudget is een grondige renovatie van de schoolgebouwen in Vlaanderen onhaalbaar. Scholen mogen elke vijf jaar tweemaal een kleine subsidie aanvragen ter waarde van 125.000 euro. Dat is uiteraard niet genoeg om grondige en integrale renovaties uit te voeren die nodig zijn om energetische én pedagogische redenen. Historisch waardevolle en uiterst functionele schoolgebouwen, die door gebrek aan renovatiebudget leeg komen te staan, worden zo helaas onherstelbaar verwaarloosd. Dit leidt vaak tot onnodige sloop van bestaande gebouwen. Na vijftien jaar of langer op een wachtlijst te staan en na een administratieve berg te doorspitten, krijgt een schoolbestuur het voor elkaar een renovatie of een nieuw schoolgebouw te realiseren. Vandaag worden subsidies verleend aan dossiers die in 2009 zijn aangevraagd. Met de huidige staat van onze schoolgebouwen hebben we die tijd niet meer. Er is nood aan actie en wel op korte termijn. Het is duidelijk dat we op een andere manier naar de financiering van onze onderwijsinfrastructuur moeten kijken.
Nieuwe schoolgebouwen zijn daarvoor niet altijd nodig. We kunnen de ruimte voor onderwijs ook vinden binnen bestaande gebouwen. We hebben nauwelijks inzicht in het gebruik van onze schoolgebouwen, wat de indruk geeft dat we er te weinig hebben. Het tegendeel is echter waar. Het Vlaams gemeenschapsonderwijs (GO!) beschikt over vier miljoen vierkante meter schoolinfrastructuur. Twintig procent (800.000 m²) daarvan blijkt boven de fysische norm of de maximale subsidiabele oppervlakte (gebaseerd op o.a. leerlingenaantal en type vakken) te zitten. Ervaring leert ons dat dit overaanbod zich ook voordoet in andere onderwijsnetten. Een deel van deze overmaat situeert zich binnen de renovatie-opgave, maar een ander deel kan teruggevonden worden in bruikbare gebouwen. Aan de basis van die verdoken onderbenutting liggen oorzaken zoals de inroostermethode, de capaciteitsbepaling, het lokaaltype, het pedagogische project, strenge brandweernormen, zelfs de eigendomstructuur, enz. Er wordt verondersteld dat nieuwbouw de snelste weg is naar capaciteitsuitbreiding, terwijl er ook alternatieve wegen bestaan, die bovendien tijd, kosten en ruimte kunnen sparen. We sleutelen aan het pedagogisch project zonder stil te staan bij de gevolgen voor bestaande infrastructuur. Het rendeert om de puzzel van bestaande ruimten en het gebruik of de behoeften opnieuw te leggen. Onderbenutting detecteren en zwerfruimte activeren vraagt onderzoek naar ruimte én gebruik. Dat onderzoek verdient aandacht en middelen!
We bouwen liever bij dan dat we opruimen. Door verouderde leegstaande gebouwen letterlijk niet meer mee te tellen vergeten we dat we deze bestaande ruimte kunnen heractiveren. Het renoveren van schoolgebouwen kan echter zowel extra capaciteit als extra kwaliteit en flexibiliteit betekenen. Bovendien verlagen we de CO2-uitstoot met renovatie drastisch ten opzichte van sloop en herbouw. Het is een pleidooi dat Stichting Mevrouw Meijer in Nederland al jaren voert, mét succes. Het bestaan van dit onderzoeksbureau, dat verbetering van de schoolarchitectuur nastreeft, duidt op het gebrek aan dit soort partner binnen het debat. Het takenpakket van een schoolbestuur heeft de marge niet om deze problematiek erbij te nemen. Architecten moeten eerst de vraag opnieuw ontwerpen voor ze gebouwen ontwerpen. Scholengroepen in Vlaanderen moeten het beheer en de regie van hun schoolinfrastructuur beter in handen nemen.
Onder het motto ‘bezint eer ge begint’ pleit erts voor een centrale visie op schoolinfrastructuur met masterplannen die het bestaand scholenpatrimonium en het gebruik ervan (zowel in ruimte als tijd) onder de loep nemen. erts is op zoek naar middelen en partners voor haar onderzoek ‘Meester Frank, hoe redden we onze schoolinfrastructuur?’ dat aan de hand van een reeks cases bruikbare beleidsaanbevelingen wil formuleren. Het is een financiële noodzaak om schoolgebouwen door te bestemmen. We zijn het onze kinderen verschuldigd.
erts* is een ontwerppraktijk voor ruimtelijk onderzoek die in 2025 werd opgericht door architecten Amber Vermaete, Marlies Struyf, Tim Vekemans en Dimitri Minten. Samen willen ze met onderzoek, actie en ontwerp de publieke ruimte herdenken — en opnieuw op de agenda zetten.