OPINIE. Over architecten en tafels (Thomas Delauré, LAVA architecten)
Het grootschalige EquiLibre-onderzoek van HIVA – KU Leuven naar het welzijn en de werkomstandigheden in de architectuursector toont aan waar iedereen in de branche het over eens is: de toestand is alarmerend en een hervorming van het architectenberoep dringt zich op. Uit het onderzoek blijken drie grote knelpunten: te lage verloning, te grote aansprakelijkheid en te veel administratieve rompslomp. Laat ons hier niet te snel aan voorbij gaan want kwaliteitsvolle architectuur creëert een gezonde en duurzame leefomgeving voor mens, natuur en dier.
Billijk ereloon volgens de tafel van 5
In 2003 schafte Europa de - in architectuurmiddens gekende - Deontologische Norm nr. 2 af. Deze deontologische norm gaf richttarieven via een handige regressieve tabel van percentages die, vermenigvuldigd met de bouwkost, een billijk ereloon opleverde. De meeste mensen weten nog dat er voor een nieuwbouw 7% en voor een verbouwing 12% gevraagd werd.
Het ontbreken van dit richttarief is één probleem, het andere probleem is dat dit percentage ook de werklast niet meer weerspiegelt van nieuwe normen en wetgeving waar ontwerpen aan moeten voldoen, denk aan EPB, veiligheidscoördinatie, akoestiek, integrale toegankelijkheid, brandwetgeving, BIM, sloopinventarisatie, stikstofwetgeving, effectenrapportage, en nog tal van andere normen, voorschriften, regels en wetten. Er zijn nieuwe beroepen ontstaan die deze taken opnemen en hier uiteraard voor vergoed worden. Men is echter vergeten dat de architect hierdoor ook veel meer werk heeft, zonder extra vergoeding.
Daarom pleit ik voor nieuwe richttarieven voor het ereloon. De beroepsorganisaties staan hier huiverachtig tegenover uit angst voor een veroordeling door de Europese Mededingsautoriteiten.
Nacalculatie van onze projecten toont nochtans eenvoudig aan dat het aantal te presteren uren zich eenvoudig laat samenvatten in een nieuwe vuistregel als de tafel van 5: voor nieuwbouw geldt een ereloonpercentage van 10%, voor verbouwingen 15%. Uiteraard kan dit dalen voor grotere projecten met bijvoorbeeld veel repetitie zoals sociale huisvesting, maar nooit onder de 5%. Deze 5-10-15% gaan voor alle duidelijkheid enkel over de prestaties van de architect, niet voor de ingenieurs en andere specialisten.
De ronde tafel
De architectenwet van 1939 ging ervan uit dat de architect de enige opgeleide en beslagen partij was in een bouwproject. De bescherming van het beroep kwam met een zware aansprakelijkheid. Tegenwoordig zijn onze aannemers gelukkig ook erg vakkundig en zijn grotere opdrachtgevers ook vaak professioneel.
De klassieke driehoek aannemer-opdrachtgever-architect is achterhaald. Er worden immers zoveel partijen betrokken in een ontwerp als er regelgeving is. Daarom pleiten we voor het model van een ronde tafel, waarbij alle expertises aanwezig zijn in functie van de complexiteit van de opgave. De architect is wel de projectregisseur van dit geheel en zorgt voor een collectieve intelligentie en besluitvorming. Dit model laat zich toepassen zowel in klassieke aanbestedingsprocedures als in andere formules zoals Design & Build. Maar, elke partij is verantwoordelijk en aansprakelijk voor zijn of haar bijdrage en niet voor zaken daarbuiten. De aansprakelijkheid lijnt zich dan ook af tot het ontwerp voor de ontwerpers, tot de uitvoering voor de aannemers, tot de adviezen van de experten en tot alles wat met eigendom te maken heeft voor de opdrachtgever.
Naar een stimulerende in plaats van een controlerende overheid
Toen ik als jonge architect met een ontwerp naar de overheid stapte voor een voorbespreking had ik het gevoel dat mijn ontwerp gedragen werd en in een stroomversnelling terecht kwam. Ze wezen me op mogelijke valkuilen en brachten nieuwe ideeën aan. Nochtans was de toen vaak gehoorde klacht dat deze mensen vaak geen professionele opleiding hadden genoten.
Nu treffen we bijna overal hoogopgeleide mensen in diverse domeinen aan met grote vakkennis, maar zijn ze vaak - zeker op gewestelijk en provinciaal niveau - verborgen achter een algemene telefoonlijn zonder respondent, ticketsysteem of drukke agenda’s die een vergadering pas mogelijk maakt over enkele maanden.
De overheid wil haar beleid vormgeven met alsmaar nieuwe regels, die dan ook allemaal gecontroleerd moeten worden. Intussen zijn er meer ambtenaren bezig met de controle op vergunningen dan architecten om ze in te dienen. De ambtenaren krijgen - openbaar onderzoek en eerste aanleg incluis - een termijn van 8 maanden om een vergunning goed te keuren, de architecten vaak maar 6 maanden om een ontwerp te maken en alle formaliteiten voor een vergunning samen te stellen om dan bang af te wachten of er geen symbooltje op een plan vergeten is en men de vergunningsaanvraag gunstig gezind zal zijn – alle voorbesprekingen ten spijt.
Een veel slimmere benadering zou zijn om de vakkennis en expertise van de ambtenaren effectief te laten bijdragen in het voorontwerp en niet achteraf. Dit kan door opleidingen te geven en meermaals consulteerbaar te zijn in een vroege fase. Ze verdienen een volwaardige plaats aan onze tafel, werkend vanuit een wederzijds vertrouwen.
Besluit
Uit het EquiLibre-onderzoek blijkt ook dat architecten hun beroep erg boeiend vinden. Dit komt grotendeels door het gevoel dat we echt een maatschappelijke bijdrage leveren op diverse terreinen: cultuur, onderwijs, zorg, (sociale) huisvesting, veiligheid, landbouw, water, energie, integrale toegankelijkheid, CO2-uitstoot, circulariteit, biodiversiteit, betaalbaarheid, innovatie, enz.
Laat ons dan ook de weg naar het erfgoed van de toekomst waarderen en niet complexer maken dan hij al is.
Thomas Delauré is stichtend vennoot en bestuurder van LAVA architecten en lid van de Raad van Netwerk Architecten Vlaanderen (NAV). Hij schrijft dit opiniestuk in eigen naam.