Rondetafel brandveiligheid (1): “Brandveiligheid wordt niet langer stiefmoederlijk behandeld”

  • image
  • image
  • image
  • image
  • image
  • image
  • image

Weinig expertisedomeinen in de bouw die zo complex – en voor sommigen zelfs ronduit ondoorgrondelijk – zijn als brandveiligheid. Hebben we het over brandweerstand of brandreactie? Is de Belgische of Europese normering van toepassing? Aan welke testprocedures moeten fabrikanten hun brandwerende bouwproducten of -systemen onderwerpen en biedt dat überhaupt een toereikende garantie? Het juiste antwoord distilleren, is in veel gevallen voer voor specialisten. Wij gingen te rade bij zes experts, die hun passie voor brandveiligheid met veel vuur belijden bij de fabrikanten waarvoor ze werken. Zij fileerden enkele hot topics binnen hun vakgebied en schiepen orde in de chaos, met een knisperende haard op de achtergrond. 

 

Laten we van wal steken met een situatieschets. Waar staan we vandaag op het vlak van brandveiligheid? Is er de laatste jaren nog veel vooruitgang geboekt?

Kurt Van Den Bergh (Reynaers Aluminium): “Mijn ervaring is dat er qua brandweerstand niet al te veel veranderd is, maar dat er qua brandreactieklasse sprake is van een verstrenging, zeker voor gevels. Dat heeft ongetwijfeld te maken met enkele ernstige incidenten in het recente verleden. Daarnaast zijn er heel wat initiatieven genomen om het voor bouwprofessionals makkelijker te maken om in lijn te zijn met de regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan de Technische Voorlichtingen van Buildwise. Zoiets was er vijf jaar geleden niet, dus dat is een positieve evolutie.”  

Koen Van Gasse (Soudal): “Over het algemeen is het niveau er inderdaad op vooruitgegaan, maar toch komen we nog geregeld vakmannen tegen die beweren ‘dat ze al dertig jaar op dezelfde manier werken en dat nog nooit iemand hen verteld had dat het anders moest’. Zij moeten in zekere zin tegen zichzelf beschermd worden, want uit onwetendheid dreigen ze foutieve zaken uit te voeren. Iedereen wordt geacht de wet te kennen, maar wat brandveiligheid betreft, is er zeker nog werk aan de winkel.”

Danny Jonckheere (Fire! doors & projects): “Het is natuurlijk geen eenvoudige materie, want de normering blijft sterk evolueren, conform het veranderende gebruik van gebouwen. Zie bijvoorbeeld het KB voor parkeergarages dat eraan zit te komen, onder invloed van de opmars van elektrische voertuigen en de bijhorende laadinfrastructuur.”

Steven Paulussen (Houthandel Paulussen): “In mijn eigen niche – houten gevels – zie ik wel een positieve evolutie: vroeger werd de brandklasse van producten op productbasis geclassificeerd, terwijl er nu naar end-use gekeken wordt. Daardoor kan je nu zelfs erg brandbare biobased isolatie op een veilige manier integreren in gebouwen. Sinds kort worden in het kader van de EN 13823 (SBI-test) ook stuiknaden getest om na te gaan hoe de aansluitingen in een gevel zich gedragen. De normeringen passen zich dus aan en fabrikanten worden verplicht om hun producten goed te kennen. Ook dat is een prima zaak, want ik merk dat producenten en bouwbedrijven brandveiligheid daardoor niet langer als een noodzakelijk kwaad zien. Sterker nog: ze gebruiken het als een USP waarmee ze zich kunnen onderscheiden.”

Louis Cortvriendt (De Coene Products): “In 2022 zijn we voor brandwerende deuren overgeschakeld op de EI1-wetgeving. Het heeft heel wat tijd en energie gevergd om al onze attesten erop af te stemmen – onder meer door het nieuwe testproces – maar intussen zijn we helemaal mee. Toch plaatsen onze klanten ook nog steeds ‘Belgische deuren’ in het kader van projecten waarvoor geen bouwaanvraag nodig is. Het kost natuurlijk tijd om zo’n grote verandering ingang te doen vinden in de praktijk. Pas het laatste jaar helt de balans over naar EI1-deuren.” 

Rony Verbuyst (ACO Belgium): “Toen wij in 2012 brandmoffen in afvoerputten introduceerden met Duitse certificering, werden we teruggefloten door ISIB. We hebben ze vervolgens ook door hen laten testen om ze te kunnen lanceren op de Belgische markt, al werd er toen nog verwezen naar een wetgeving uit 1968. Dat is intussen gelukkig verleden tijd, we zijn vandaag veel meer up-to-date. Er wordt ook gewerkt met REI-waardes, dus er is veel ten goede veranderd. Al kan het uiteraard altijd nog beter.” 

 

Zoals reeds aangegeven, hebben zich de voorbije jaren enkele zware branden voorgedaan, zowel in België als het buitenland (Londen, Valencia, Kopenhagen …), waarover uitvoerig bericht is in de media. Welke impact heeft dat gehad?

Koen Van Gasse: “Helaas moet er altijd eerst iets ernstigs gebeuren – waarbij doorgaans ook veel slachtoffers vallen of waardevolle zaken verloren gaan – alvorens ernaar gehandeld wordt. Zo heeft het inferno van de Grenfelltoren in het Verenigd Koninkrijk een copernicaanse omwenteling teweeggebracht. Vijftien jaar geleden was dat nog het cowboyland bij uitstek als het op brandveiligheid aankwam, maar sindsdien is men er helemaal anders over beginnen nadenken. Ook Valencia was een jammerlijke eyeopener. Strenger toekijken op de brandveiligheid is op zich een goede zaak, alleen moet het natuurlijk wel werkbaar blijven. Betaalbaarheid is een steeds prangender probleem en alles tot in de puntjes testen om ieder potentieel risico te elimineren, maakt dat het kostenplaatje gigantisch hoog wordt. We moeten dus ook wel de zin van de onzin scheiden en ons hoeden voor overnormalisering.” 

Kurt Van Den Bergh: “De slinger slaat soms wel een beetje door. Het wordt steeds moeilijker om de nodige experts te vinden die technische adviezen kunnen afleveren bij het uitwerken van projecten. Ik heb gelukkig wel het idee dat andere partijen die rol op termijn kunnen overnemen. Ik denk dan in eerste instantie aan Buildwise, dat alvast over de nodige expertise beschikt.” 

Steven Paulussen: “Ieder gebouw is een kind van zijn tijd. Als het op het moment van oplevering voldeed aan de heersende wetgeving volgens de gangbare testmethodes, dan kan je het later natuurlijk moeilijk ontmantelen omdat je door voortschrijdend inzicht twijfels hebt bij de brandveiligheid. Ik vrees dat branden bijna even onvermijdelijk zijn als natuurrampen, maar we hebben wel de plicht om eruit te leren, meer bepaald door op basis van risicoanalyses mitigerende maatregelen te treffen en zo de potentiële menselijke en materiële tol te verkleinen.”

Rony Verbuyst: “Dat is iets wat nog veel meer op Europees niveau geregeld zou moeten worden. In ieder land geldt een andere wetgeving, dus dat staat nog lang niet op punt.”

 

Ondanks de introductie van Europese wetgeving blijven de verschillen tussen de lidstaten groot?

Koen Van Gasse: “Er zijn veel landen die een voortrekkersrol opnemen om het algemene niveau te verbeteren, maar het blijft voorlopig een utopie om overal dezelfde wetgeving op te leggen. Ik weet ook uit ervaring dat een nieuwe Europese norm schrijven een tergend traag proces is. Eens hij effectief gepubliceerd is, ben je makkelijk tien jaar verder en strookt hij al niet meer met de realiteit, want in de tussentijd zijn er ongetwijfeld alweer nieuwe bouwmaterialen en -methodes opgedoken. Voor de grijze zones die zo ontstonden, kon je in het verleden terecht bij een onafhankelijke kennisinstantie als ISIB, maar door het wegvallen daarvan werken we nu noodgedwongen in een consensusmodel – lees: gezamenlijk zoeken naar de best mogelijke uitvoering. Klinkt op zich mooi, tot er onenigheid is of er problemen opduiken. Dan gaan de paraplu’s sneller open dan je het licht kan aansteken.”

Danny Jonckheere: “Dat gebrek aan een neutrale sparringpartner voor het coveren van specifieke toepassingen is vandaag inderdaad een groot probleem. Los daarvan is het EI1-verhaal nog niet voor alle bouwheren, architecten en aannemers even duidelijk. In Europa zijn wij het enige land dat zo strikt in de leer is. Bovendien hebben we een kleine markt met een beperkt aantal spelers, wat impliceert dat ook het aantal beschikbare brandproeven en attesten beperkt is. Voor specifieke of atypische toepassingen tast je dus vaak in het duister en is het inderdaad zoeken naar een consensus. We maken te weinig gebruik van de ervaring en expertise die aanwezig is in onze buurlanden. In Frankrijk is het aanbod aan brandproeven en attesten veel groter, maar zaken die volgens de Franse normering getest zijn mogen in België niet gebruikt worden. Terwijl ze daar toch ook iets kennen van brandveiligheid …”

Louis Cortvriendt: “Andersom geldt dat ook: we testen hier volgens de hoogste Europese klasse, maar in het buitenland kunnen we weinig uitrichten met onze attesten. In bepaalde landen moeten producten eerst lokaal getest worden alvorens ze groen licht krijgen, wat inderdaad haaks staat op dat overkoepelende Europese verhaal. We hebben een klant die een tijd geleden EI1-30 deuren in Frankrijk had geplaatst. Achteraf bleek echter dat de geplaatste EI1-deuren niet voldeden, waardoor ze moesten worden uitgebroken en vervangen door EI2-deuren. Dat zijn toch jammerlijke zaken. Op zich heb ik er geen probleem mee om bijkomende testen te doen als dat vereist is, maar die dure basistesten zouden toch algemeen aanvaard moeten worden in heel Europa.”

 

Over brandtesten gesproken: in hoeverre komen theoretische omstandigheden en resultaten overeen met de praktijk? Gaapt daar soms een kloof tussen?

Steven Paulussen: "Helaas wel. Een goed voorbeeld zijn brandvertragende behandelingen voor houten gevels, waarvan sommige al binnen een paar weken volledig uitlogen. Zo krijg je bijvoorbeeld situaties waarbij de uiterst brandbare houtsoort ayous door middel van een uitlogende brandvertrager theoretisch wordt opgewaardeerd van brandklasse F naar brandklasse B, om in de praktijk al opnieuw op brandklasse F te landen nog voor het project goed en wel is opgeleverd. Dit heeft te maken met een fout in de testprocedure, die binnenkort gelukkig wordt rechtgezet. De EN 16755, de norm voor de duurzaamheid van brandvertragende behandelingen, staat immers op het punt om te veranderen. En dat gaat heel wat kwalijke zaken aan het licht brengen en veel tumult veroorzaken …”

Koen Van Gasse: “Testen is een must, maar zoals ik eerder al aangaf, is er ook wel wat gezond verstand nodig. Je kan alles in alle mogelijke richtingen beginnen testen om theoretisch gezien elk mogelijk gevaar uit te sluiten, maar zo dreig je in de praktijk wel je doel voorbij te schieten, want elke brandtest kost handenvol geld en voor fabrikanten staan daar dus enorme investeringen tegenover. Soms is goed echt wel goed genoeg.” 

Kurt Van Den Bergh: “Een duidelijk werkbaar document als de TV 282 is in dat opzicht wel een verbetering. Als je dat volgt, krijg je de garantie dat je voldoet aan de voorschriften zonder dat je een test moet uitvoeren. Dat vind ik wel een positieve evolutie, want met een brandtest focus je telkens op een specifieke situatie, terwijl je in de praktijk toch altijd weer van een wit blad begint. Ontwerpers komen geregeld met iets nieuws, waardoor bepaalde testen toch weer niet toepasbaar zijn.” 

Steven Paulussen: “Testen zijn en blijven per definitie momentopnames. Als je slaagt, zit je voor altijd safe, terwijl dat op zich niets zegt over hoe een product zich doorheen de tijd of in specifieke omstandigheden zal (blijven) gedragen, zeker in het geval van exterieurtoepassingen. Zolang dat langetermijnperspectief niet naar behoren ingecalculeerd wordt, heeft geen enkele test waarde.” 

Bron Bouwen aan Vlaanderen

  • Deel dit artikel

Onze partners