Rondetafel brandveiligheid (2): "Qua brandveiligheid acteren we in Vlaanderen op hoog niveau"
Weinig expertisedomeinen in de bouw die zo complex – en voor sommigen zelfs ronduit ondoorgrondelijk – zijn als brandveiligheid. In deel 1 van het rondetafelgesprek gingen de zes aanwezige experts dieper in op de huidige stand van zaken, wetgeving/normering en de kloof tussen theorie en praktijk bij brandtesten. In dit tweede deel belichten ze de impact van plaatsing/uitvoering en geven ze aan in welke opzichten er nog vooruitgang te boeken is.
Hoeveel impact hebben plaatsing en uitvoering op de brandveiligheid? Zien jullie soms zaken waar jullie vragen bij hebben?
Danny Jonckheere (Fire! doors & projects): “Op heel wat werven gebeuren nog steeds elementaire fouten bij het opschuimen, opstoppen, spelingen op de deuren enzovoort. Dat zit vaak in kleine details die je niet onmiddellijk ziet, maar ze zijn er natuurlijk wel. En iedereen die al brandtesten heeft uitgevoerd weet: de kleinste zwakheden zijn de punten waar het misloopt.”
Steven Paulussen (Houthandel Paulussen): “Als producent tracht je de perfectie te benaderen, maar wat blijft daar nog van over als iemand op de werf tegen de klok moet werken? Dat is en blijft een spanningsveld dat de uitvoeringskwaliteit – en dus ook de brandveiligheid – kan hypothekeren.”
Kurt Van Den Bergh (Reynaers Aluminium): “Fouten op het vlak van lucht- en waterdichtheid komen snel aan het licht, maar dat een gebouw brandtechnisch niet goed is uitgevoerd? Dat valt veel minder of zelfs helemaal niet op. Tot het later eens danig fout loopt natuurlijk … Vandaar dat wij zelf enkel met gecertificeerde constructeurs werken voor onze brandwerende oplossingen, die we zo goed mogelijk proberen te begeleiden. Zo moeten ze een plaatsingscertificaat behalen, alle opleidingen volgen die we organiseren, een interne verantwoordelijke aanstellen … Helemaal sluitend is dat uiteraard niet, maar ik ben er wel van overtuigd dat we de foutenmarge zo flink verkleinen.”
Louis Cortvriendt (De Coene Products): “Kleine kanttekening daarbij: in bestekteksten wordt meer en meer opgenomen dat het verplicht is om met een gecertificeerde plaatser te werken, terwijl dat niet verplicht is volgens de Belgische wetgeving. Een BENOR-attest en de correcte plaatsing volgens dit attest volstaan in principe. Dat zorgt soms voor onduidelijkheid bij de brandweer en kan de regularisatie van gebouwen onnodig bemoeilijken.”
Koen Van Gasse (Soudal): “Het gebeurt overigens ook geregeld dat gecertificeerde plaatsers uit praktische overwegingen of tijdsgebrek onderaannemers inhuren om de werken uit te voeren. Tot zover dus die gegarandeerde uitvoeringskwaliteit, die in mijn ogen grotendeels staat of valt met controle. In de bouw zou dat controleniveau gerust nog wat mogen toenemen. Dat is essentieel om misvattingen te vermijden en cowboys van onze werven te weren.”
Danny Jonckheere: “Wij merken ook dat het qua controle nog wat schort. Tot enkele jaren geleden werd brandwerende beglazing uitsluitend door gespecialiseerde firma’s uitgevoerd, maar nu voelen ook bedrijven die veranda’s bouwen en borstweringen plaatsen zich plots geroepen. Met alle uitvoeringsfouten van dien, terwijl het om erg dure producten gaat. Dat zouden we er toch dringend uit moeten krijgen.”
Kurt Van Den Bergh: “Bovendien is er weinig aandacht voor onderhoud en inspectie. In veel gebouwen worden de initiële uitgangspunten van brandwerende producten na verloop van tijd niet meer afdoende gehandhaafd. Een bouwschil kan je uiteraard niet ontmantelen om te verifiëren of hij de norm nog haalt, maar kritische elementen zoals doorvoeren of branddeuren zouden geregeld onder de loep moeten worden genomen.”
Rony Verbuyst (ACO Belgium): “Voor brandblusapparaten komt men om de paar jaar langs om na te gaan of ze nog goed werken en al dan niet aan vervanging toe zijn. Waarom dan ook niet meteen alle doorvoeren en branddeuren nakijken?”
Koen Van Gasse: “Verplichte periodieke controles zouden inderdaad een deel kunnen oplossen. In de industriële sector is dat al ingeburgerd, maar in appartementsgebouwen is dat veel minder evident, want wie gaat dat doen en vooral bekostigen? De eigenaar, de syndicus, de bewoners …? In plaats van ‘of’ is de vraag soms eerder ‘wie?’”
Steven Paulussen: “In dat verband zou ik minder vertrouwen op de wetgeving, want die komt per definitie te laat. Ik zou vooral kijken naar verzekeringsmaatschappijen, die in de nabije toekomst sowieso meer aan risicomanagement zullen doen. Wie bijvoorbeeld toch nog voor een gevelopbouw met uitlogende brandvertragende behandeling kiest, zal binnenkort allicht moeten bijbetalen of periodieke nabehandeling moeten garanderen om zijn gebouw verzekerd te krijgen.”
Waar zouden jullie in de nabije toekomst graag verandering in zien of welke stap zouden we dringend moeten zetten om de brandveiligheid (nog) beter te kunnen garanderen?
Steven Paulussen: “Om bij die uitlogende brandvertragende behandelingen te blijven: de EN 927-3 mag wat mij betreft de standaard testmethode worden voor alle exterieurmaterialen. Lees: ze onder 45° op het zuiden leggen gedurende een jaar om de langetermijnimpact van uv-straling en neerslag na te gaan. Dat is een gratis test die – veel meer dan de andere toegelaten testmethodes – een accuraat beeld geeft van wat er in realiteit gebeurt, maar niemand maakt er gebruik van. Nochtans is het officieel ‘de maatgevende variant in ieder dispuut’.”
Louis Cortvriendt: “Wij zouden graag zien dat de Europese wetgeving breder gedragen wordt, zodat de onderlinge verschillen tussen de lidstaten uitzondering in plaats van regel worden. Dat zou heel wat rompslomp en meerwerken vermijden.”
Koen Van Gasse: “De algemene bewustwording rond brandveiligheid is toegenomen, maar dat vertaalt zich nog niet altijd in kennis. Opleiding van bouwprofessionals is en blijft dan ook een belangrijk werkpunt. Als je weet dat Belgische architecten vijf jaar moeten studeren en dat het aandeel brandveiligheid te herleiden is tot één schamel uurtje, dan is er nog wel wat marge – zeker omdat ze tien jaar hoofdelijk verantwoordelijk zijn voor de brandveiligheid van de gebouwen die ze ontwerpen. Ook het kennisniveau van schrijnwerkers, elektriciens, gevelbouwers enzovoort is voor verbetering vatbaar. Kortom: alle bouwprofessionals zouden beslagen op het ijs moeten komen en dat begint bij wat ze op de schoolbanken te horen krijgen.”
Kurt Van Den Bergh: “Klopt. Architecten moeten specialist zijn in alles tegenwoordig, maar veiligheid van personen lijkt me in dat verband toch wel een van de voornaamste prioriteiten. Daarnaast mag er ook meer aandacht komen voor onderhoud. Wat vandaag gebouwd wordt is goed, maar wat na vijf, tien, twintig jaar enzovoort? Die vraag wordt momenteel te weinig gesteld.”
Danny Jonckheere: “Er is vraag naar een onafhankelijke sparringpartner die met ons meedenkt over specifieke uitvoeringen. De leemte die ISIB heeft nagelaten, moet dringend opgevuld worden. Buildwise werd al genoemd als alternatief, maar misschien kan het ook een oplossing zijn om meer volgens het Franse model te werken, waarbij een controlebureau tevens de opdracht brand toegewezen krijgt?”
Rony Verbuyst: “Er bestaat nog geen echte wetgeving voor deksels. Als we brandtesten uitvoeren, zijn die gebaseerd op wanden, deuren, bekledingen enzovoort, terwijl dat natuurlijk niet 100 % hetzelfde is. Daar zou ik dus wel graag verandering in zien. Al zijn we over het algemeen wel blij met de aandacht die er vandaag is voor brandveiligheid, want het is en blijft een essentiële parameter.”
Samenvattend kunnen we dus stellen dat brandveiligheid enerzijds een work in progress blijft, maar dat er anderzijds ook al veel ten goede veranderd is?
Steven Paulussen: “Zeker weten. Soms dreig je negatief uit de hoek te komen door op te sommen wat er nog allemaal schort, maar het moet zeker ook gezegd dat we er enorm op vooruitgegaan zijn. Net als in elk ander vakgebied zijn er zaken uit het verleden die vandaag niet meer door de beugel kunnen, maar als je ziet hoeveel ambitie er is, hoeveel kennis er wordt gedeeld en hoeveel advies er wordt gevraagd aan de juiste personen en instanties, dan kun je alleen maar concluderen dat we inzake brandveiligheid op hoog niveau acteren.”
Koen Van Gasse: “Samenwerking is een belangrijke rode draad in onze sector. We zijn uiteraard allemaal met onze eigen niche bezig, maar het is enkel door de krachten te bundelen dat we tot een bouwsysteem komen dat effectief de vereiste classificatie haalt. Dat besef is er wel bij iedereen: het totaalplaatje moet kloppen.”
Kurt Van Den Bergh: “Men houdt vandaag ook meer rekening met de belangen en bezorgdheden van fabrikanten als het op regelgeving aankomt. De kennis zit nu eenmaal bij leveranciers en uitvoerders, en die worden gelukkig steeds meer betrokken bij belangrijke beslissingen, bijvoorbeeld via werkgroepen. Dat is een van de vele pluspunten die we alleen maar kunnen toejuichen.”