STEEN & BEEN. Donut (Filip Canfyn)
Onze huiscolumnist Filip Canfyn kijkt over de schouder van een hoogleraar naar de bekommernis rond duurzaamheid in de architectuuropleiding en -praktijk. De weg lijkt nog lang …
Een podcast van enige jaren geleden kruiste onlangs mijn pad. De dame in kwestie, hoogleraar aan de faculteit Architectuur & Kunst van UHasselt, doet een pak relevante uitspraken, die ons vandaag nog waakzaam moeten maken.
“Architectuur is een domein waar gigantisch veel energie en grondstoffen verbruikt worden”. Daarom legt Griet Verbeeck als docent de klemtoon op de noodzaak van duurzaamheid. Die term en dus ook die bekommernis wil ze, vooral voor haar studenten, zo holistisch mogelijk implementeren, volgens het Donutmodel van Kate Raworth (*), dat de trias People-Planet-Profit niet splitst maar verenigt. “Ze moeten niet alleen kijken naar energie-efficiëntie, maar ook naar suffuciëntie: wat is genoeg? (…) Er is een grote groep die te veel heeft, waar er overdaad is. Maar dat is een moeilijke boodschap om in vraag te stellen.”
Ze verwijst naar de beelden, die studenten krijgen van iconische architectuur van de 20ste eeuw en die bepalen wat ‘goede’ architectuur is. Eigenlijk worden zo alleen architecturale kwaliteiten belicht want het zijn slechte voorbeelden qua energie- en grondstoffenverbruik. Die kortzichtigheid wil ze doorbreken maar ze oogst weinig engagement. “Ik zou het fijn vinden dat studenten op tafel kloppen en zeggen ‘wij moeten veel meer met die klimaatsverandering bezig zijn’.” Ook de universiteit zelf, met veel duurzaamheidsambities naar de buitenwereld toe, zou door de studenten meer moeten aangemaand worden om verantwoordelijkheid op te nemen, oppert ze.
Griet Verbeeck is nog altijd prof. dr. ir. arch. en gewoon hoogleraar aan UHasselt. We wensen haar veel succes maar houden ons hart vast voor de architectuurpraktijk.
(*) Voor haar Donut-logica (2017) vertrekt Kate Raworth van de mondiale problematische snelle groei van de middenklasse. Als die middenklasse gedefinieerd wordt als de verzameling van huishoudens met een gemiddelde daguitgave tussen 10 en 100 $, dan neemt die groep wereldwijd toe richting 5 miljard. Deze consistente meerhoeveelheid gaat uiteraard gepaard met een enorme stijging van de vraag naar consumptiegoederen en bouwmaterialen. Raworth bekritiseert ook de fixatie op het bbp als indicator voor vooruitgang en welvaart. Die fixatie rechtvaardigt immers ecologische schade want houdt de economische mantra ‘neem-maak-gebruik-gooi weg’ in stand. Met andere woorden, het nemen van grondstoffen en energie, het maken van productie, het gebruiken van consumptiegoederen en het weggooien van afval en warmte kunnen dan blijkbaar limietloos doorgaan. Raworth noemt dit economisch functioneren een degeneratief model, dat alleen focust op financiële waarde, die gecreëerd wordt door het streven naar lagere kosten en hogere omzet.
Zij ontwikkelt daarom een positief alternatief, een regeneratief model, dat grondstoffen circulair doet rondstromen en ook andere waarden naar voor schuift. Zij verbeeldt dat model met een donut, het ringvormige gebak. De buitengrens van de koek noemt zij het ecologisch plafond, dat niet mag overschreden worden want dan belanden we in de zone van planetaire degradatie. De binnengrens van de koek noemt zij het sociaal fundament, dat ook niet mag overschreden worden want dan belanden we in de zone van menselijke deprivatie. Het gebak zelf, tussen beide grenzen of uitersten, definieert dus de veilige, inclusieve en rechtvaardige ruimte voor de omgang met onze planeet en samenleving.