Nieuw in oud: waar Belgische architectenburaus in uitblinken…

  • image
  • image

De internationale belangstelling voor hergebruik in de architectuur groeit jaar na jaar. De AR New into Old Awards van Architectural Review – een van de oudste en meest gezaghebbende architectuurtijdschriften ter wereld – bekronen sinds 2017 projecten die oude gebouwen een tweede leven geven. Ook dit jaar is de shortlist mondiaal samengesteld, met vijftien projecten uit onder meer Denemarken, Mexico en China. Opvallend: twee van die vijftien zijn Belgisch. Nog straffer: beide projecten – Monnikenbos in Zoersel van UR architects en het Grand Palais in Charleroi van AgwA en Architecten Jan de Vylder Inge Vinck – behoren niet enkel tot de shortlist, maar ook tot de zes bekroonde realisaties. Voor een klein land is dat een opmerkelijke score, en tegelijk een signaal dat Belgische bureaus internationaal worden gezien als voortrekkers in adaptive reuse.

De jury benadrukte dat de projecten niet enkel technisch overtuigen, maar ook maatschappelijk betekenisvol zijn. Het gaat om transformaties die de waarde van een bestaande plek of gemeenschap erkennen en tegelijk ruimte maken voor nieuwe betekenissen. België illustreert dat op uiteenlopende manieren: met een zorgcentrum dat evolueert met nieuwe inzichten in inclusie en welzijn, en met een grootstedelijk complex dat opnieuw een rol in het publieke leven opeist. Twee verhalen die samen tonen hoe veelzijdig architecturaal hergebruik kan zijn.

De selectie gebeurde door een internationale jury die dit jaar bestond uit Rossana Hu, oprichter van het gerenommeerde Chinese bureau Neri & Hu en hoofd van de architectuuropleiding aan de University of Pennsylvania, de Egyptische ingenieur en erfgoedspecialist May al-Ibrashy, en William Mann, mede-oprichter van het Britse Witherford Watson Mann Architects. Zij gingen op zoek naar projecten die “clarity and ingenuity” tonen: helder in hun aanpak, inventief in hun omgang met bestaande structuren, en met potentieel voor innovatie – of dat nu op materieel, sociaal of cultureel vlak is. Dat twee Belgische projecten zo hoog eindigen, onderstreept hoezeer dit soort kwaliteiten hier ingebed zijn in de praktijk.

Monnikenbos in Zoersel

Monnikenbos maakt deel uit van Monnikenheide, een domein dat sinds de jaren zeventig een voortrekkersrol speelt in de zorg voor mensen met een mentale beperking. Architectuurcriticus Christophe Van Gerrewey beschrijft in Architectural Review hoe dit domein en in het bijzonder Monnikenbos zijn uitgegroeid tot een belangrijke casus voor zorgarchitectuur in Vlaanderen. Het oorspronkelijke complex werd in 1980 ontworpen door architect Luc Van den Broeck in opdracht van politica Wivina Demeester. De drie kleine woningen met een centrale gemeenschapsruimte boden een huiselijke sfeer, maar tegen het jaar 2000 was het geheel donker, gedateerd en niet langer aangepast aan de behoeften. In 2012 werd daarom een wedstrijd uitgeschreven, waarin UR Architects overtuigde met een voorstel dat renovatie en uitbreiding combineerde in plaats van volledige sloop.

De ingrepen van UR architects zijn ingrijpend maar respectvol. Een nieuwe performante buitenschil bekleed met lichtgrijze golfplaat en royale glaspartijen maken de volumes licht en open, terwijl het merendeel van het beton en de baksteen behouden bleef om de continuïteit én het 'embodied carbon' te bewaren. De vroegere interne verbindingen tussen de woningen werden verwijderd en vervangen door een collectieve buitenruimte, waardoor de natuur letterlijk deel werd van het zorgconcept. Van Gerrewey benadrukt hoe de gesloten en ietwat benauwende architectuur van vroeger plaatsmaakte voor een omgeving die bewoners meer vrijheid geeft en het complex sterker inbedt in het landschap.

Volgens Van Gerrewey nemen de architecten hiermee ook een standpunt in: een tabula rasa is zelden gepast in een zorgcontext. Oudere infrastructuur kan waarde blijven dragen, juist omdat bewoners en personeel er emotioneel mee verbonden zijn. Het vernieuwde Monnikenbos maakt van de buitenruimte een essentieel onderdeel van het dagelijks leven en introduceert een gelaagdheid die meer ruimte biedt voor collectiviteit en individualiteit. Juist omdat alles zo vanzelfsprekend lijkt, typeerde de jury het project als ‘deceptively simple’: achter de eenvoud gaat een zorgvuldig uitgebalanceerd ontwerp schuil. Dat is ook mee de reden waarom Monnikenbos de erkenning als Highly Commended kreeg. Het laat zien hoe adaptief hergebruik niet alleen duurzaam is in termen van materiaal, maar ook in sociaal en menselijk opzicht.

Grand Palais in Charleroi

Waar Monnikenbos zich richt op een intieme zorgomgeving, vertelt het Grand Palais een heel ander verhaal. Het voormalige Palais des Expositions werd in 1954 gebouwd als symbool van Charleroi’s industriële kracht. In haar artikel voor Architectural Review schetst Audrey Contesse hoe dit imposante complex zijn functie verloor na de teloorgang van de mijn- en staalindustrie, en uiteindelijk decennialang leegstond. In 2014 werd het opgenomen in het stedelijke vernieuwingsplan Charleroi District Créatif. Een internationale wedstrijd in 2024 leverde de opdracht op voor AgwA en AJDVIV, die ervoor kozen de bestaande structuur te behouden en te transformeren in plaats van drastisch te slopen.

Hun aanpak werkte met de drie bestaande blokken van het gebouw. Het noordelijke volume werd een enorme, onbenoemde ruimte onder een hersteld zaagtanddak, het middenvolume werd opengebroken tot een verticale tuin, en het gelijkvloers kreeg een multifunctionele hal die opnieuw aansluiting zoekt met de stad. Contesse benadrukt hoe dit openbreken de poëtiek van een ruïne oproept, waarin verleden en toekomst letterlijk naast elkaar bestaan. De architecten kozen voor minimale en zichtbare interventies: ‘plasters’ zoals een stalen kruis om een zwakke plek te stabiliseren of een nieuwe betonnen kolom die zijn ingreep niet verbergt.

Volgens Contesse reikt de betekenis van het Grand Palais verder dan architectuur alleen. Het project is beladen met politieke symboliek: van de heropening tijdens de verkiezingen tot de appropriaties door verschillende partijen. Harold Fallon van AgwA benadrukt dat de architectuur bewust onvolledig is, opdat toekomstige gebruikers hun eigen toevoegingen kunnen doen. Het Grand Palais werd Commended door de jury en staat symbool voor hoe een gebouw tegelijk spiegel van stedelijk verval en motor van vernieuwing kan zijn. In Charleroi is het een krachtige metafoor geworden voor de veerkracht van een stad die zich opnieuw wil uitvinden.

Belgische kracht in adaptive reuse

Dat België met twee projecten niet alleen aanwezig is in een shortlist van vijftien, maar ook bij de zes bekroonden hoort, is ronduit uitzonderlijk. Terwijl bureaus uit landen als Mexico, Japan en Denemarken elk met één realisatie vertegenwoordigd zijn, wist België zijn twee genomineerd projecten allebei te laten onderscheiden. Dat bevestigt niet alleen een trend, maar onderstreept ook de internationale uitstraling van de Belgische architectuur. Die dankt haar aantrekkingskracht aan een scherp gevoel voor context en een pragmatische omgang met beperkingen. Zelden bombastisch of iconisch, maar bedachtzaam en gelaagd.

Voor wie de Belgische architectuurscène volgt, komt die erkenning niet als verrassing. Het land kent een sterke traditie van kritisch en inventief omgaan met erfgoed en bestaand patrimonium. De bekroningen bij de AR New into Old Awards maken duidelijk dat die houding internationaal wordt opgemerkt. Belgische bureaus weten bestaande gebouwen opnieuw betekenis te geven – niet als relieken van het verleden, maar als open plekken voor de toekomst.

Bron Architectural Review

  • Deel dit artikel

Onze partners