OPINIE. Ruimte waar voor je gezorgd wordt (An Rekkers, VRP)

“In onze verspreide bebouwing staat de houdbaarheid van het thuiszorgmodel onder druk en missen we kansen om gratis en voor niks in te zetten op preventieve gezondheidszorg”, schrijft An Rekkers, directeur van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP).

“Gezondheid is iets anders dan afwezigheid van ziekte. Gezondheidsbeleid gaat verder dan ziektebestrijding, het zet ook in op de bevordering van algemene gezondheid en welzijn. Niet enkel fysieke problemen vermijden, maar ook mentale en sociale fitheid bevorderen. Het gaat om gezonde lucht, sport en bewegen én ontmoeten. Het hoeft dus geen betoog dat ruimtelijk beleid en gezondheidsbeleid aan elkaar gekoppeld zijn.”

Zo begon de Synthesenota van de PostCoronaTalks, een reeks webinars over ruimte en gezondheid die de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) in het covidjaar 2020 organiseerde voor haar netwerk van ruimtelijk planners en stedenbouwkundigen. Welzijn en gezondheid stonden al langer op de radar van professionele ruimtemakers – ze liggen zelfs aan de basis van het vakgebied – maar corona legde pijnlijk duidelijk bloot hoe cruciaal onze woning, onze al dan niet beschikbare private buitenruimte en de inrichting van publieke ruimte zijn voor ons algemeen goed voelen.

Ruimte voor zorg

Het versnipperde woonpatroon in Vlaanderen zorgt voor grote maatschappelijke uitdagingen. We zijn de afgelopen decennia zeer kwistig met onze ruimte omgegaan en betalen vandaag de rekening in file-uren, lucht- en bodemvervuiling, wateroverlast en droogte en torenhoge maatschappelijke kosten voor infrastructuur en nutsvoorzieningen.

 

"Het samenbrengen van functies – een woonzorgcentrum naast een school – zorgt ervoor dat de bewoners met een zorgnood er niet geïsoleerd geraken."
- An Rekkers -

 

Maar de verspreide bebouwing heeft ook een grote impact op de organisatie van ons zorgaanbod. De keuze van het Vlaamse zorgbeleid om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen (aging in place) maakt dat te veel zorgbehoevende mensen in een onaangepaste, te grote woning blijven wonen. Omdat veel van die woningen in verkavelingen wat verder van een centrum met voorzieningen liggen, zie je dagelijks drie of meer verschillende organisaties met wagens van gezinshulp en thuisverpleegkundigen door de wijken rijden. Ook de verzuiling speelt daar uiteraard een rol. Op die manier maken we dagelijks duizenden overbodige kilometers voor zorg aan huis. De demografische evoluties in Vlaanderen, met een sterke vergrijzing en verzilvering, maken ‘aging in place’ onhoudbaar.

Daarom pleit de VRP veeleer voor ‘moving in time’. Het aanbod aan goede, aantrekkelijke woonconcepten die een waardig alternatief bieden voor een grote vrijstaande woning is op vandaag nog eerder beperkt, maar groeit. Vaak gaat het om cohousingprojecten, zoals De Living van vzw Symbiosis, die woonprojecten voor de tweede levenshelft bouwt. Lees: 55-plussers die nog mobiel zijn. De woonprojecten zijn goed gelegen, dicht bij een dorps- of stadskern. Het zijn degelijke, comfortabele woningen en wie op termijn zorg nodig heeft, kan er blijven wonen. Het cohousen stimuleert burenhulp, mensen die een oogje in het zeil houden voor elkaar. Ook een aantal publieke initiatieven, specifiek voor mensen met een zorgnood, zijn zeer succesvol. In Maldegem heeft het OCMW twee voormalige pastoriewoningen in de dorpskern ingericht als zorgunits voor zeven of acht bewoners. Elke bewoner heeft zijn private ruimte, naast gemeenschappelijke voorzieningen. Er slaapt iemand in voor de nodige ondersteuning. Net die kleinschaligheid van zes tot acht bewoners bevordert de contacten. Er zijn geen lange gangen, geen grote eetzalen, het is gewoon een groot huis. De bewoners worden ingeschakeld in het dagelijkse leven: ze schillen aardappelen of ze gaan mee op boodschappen. Ze voelen zich nuttig, wat hun zelfredzaamheid en hun zelfvertrouwen versterkt. Ze doen nog mee in de samenleving, ze functioneren in een huishouden.

Zeker voor zorg- en gezondheidsvoorzieningen waar bewoners lange tijd verblijven, blijkt die kleinschaligheid enorm bij te dragen aan het welzijn. Zelfs grootschalige woonzorgcentra zoeken oplossingen om kleinschaligheid binnen te brengen. Een voorbeeld is vzw Astor, gespecialiseerd in de ontwikkeling van zorgzame en duurzame buurten. In Wijnegem verbouwde Astor Residentie Schoolstraat, een woonproject voor mensen met een zorgnood of dementie. De bewoners verblijven er in aparte huisjes voor één of twee personen en beschikken over een gemeenschappelijke ruimte. Alle woningen hebben toegang tot de collectieve tuin. De zorg is er ‘onzichtbaar aanwezig’, zoals vzw Astor het formuleert. Maar zelfs in de hoogbouw ‘Klein Veldekens’ in Geel, dicht bij het station, slaagt Astor erin om die kleinschaligheid te behouden. Het gebouw is opgedeeld in kleine units van maximum acht bewoners en een inwonende huishoudster die kookt en boodschappen doet. De hoogbouw ligt naast een zorgvoorziening, die instaat voor de zorg. Omdat dit project gedragen wordt door een vzw, blijft het sociaal, inclusief en betaalbaar, in tegenstelling tot veel commerciële projecten. ‘Klein Veldekens’ is bovendien ingebed in een wijk met tal van andere functies. Het lokaal dienstencentrum biedt een uitgebreid activiteitenprogramma en een goede bistro lokt een divers publiek naar de site voor een lekker etentje. Dat samenbrengen van functies – bijvoorbeeld een woonzorgcentrum naast een school, een vrijetijdscentrum, een bibliotheek of een buurtwinkel – zorgt ervoor dat de bewoners met een zorgnood er niet geïsoleerd geraken.

Ruimte om te bewegen

Hoewel het gezondheidsbeleid en het zorgaanbod in België tot de beste ter wereld behoren, liggen er in het gezondheidsbeleid nog enorme kansen om meer in te zetten op preventie en warme buurtzorg. Steeds meer nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen trachten alvast het tij te keren. Er is meer oog voor een diversiteit aan woontypologieën of aan buurten waar zorgunits worden geïntegreerd in het weefsel van een nieuwe woonwijk. Maar de kwaliteit van wonen begint al buiten de voordeur: een pleintje of parkje met een zitbank en een speeltuin, waar mensen van verschillende generaties elkaar ontmoeten in de publieke ruimte. We moeten onze publieke ruimte beweegvriendelijk leren inrichten voor de allerjongsten én -oudsten onder ons. Veiligheid en comfort van 8 tot 80 jaar is veiligheid en comfort voor iedereen, zo luidt het credo. Zo bedachten onderzoekers van Universiteit Antwerpen ‘rollende routes’: korte wandellussen rond woonzorgcentra of verbindingen met de lokale voorzieningen en openbaar vervoerhaltes. Belangrijk daarbij zijn obstakelvrije voetpaden, begaanbaar met de rollator, rolstoel en buggy. Voldoende bankjes, waarbij steeds het volgende bankje al te zien is; voldoende oversteektijd bij de verkeerslichten ... Het lijken details, maar ze kunnen hét verschil maken of onze ouderen nog zelfstandig boodschappen kunnen doen of bij vrienden op bezoek kunnen.

Belangrijk is ook de aandacht voor de toegankelijkheid, mobiliteit, inclusief wonen en de aanwezigheid van buurtfuncties zoals een buurtsupermarkt, scholen, een crèche of een apotheker. Als die basisvoorzieningen en diensten op wandel- en fietsafstand bereikbaar zijn, zijn bewoners sneller geneigd om de auto even aan de kant te laten staan en voor een gezonder alternatief te kiezen. Vooral wanneer de straat ook ingericht is op maat van actieve weggebruikers, zien we een groot verschil in verplaatsingsgedrag. Is de straat helemaal afgestemd op autoverkeer, dan krijg je alleen auto’s en geen sociale contacten. Creëer je ruimte voor fietsers en voetgangers, dan stoppen mensen eens voor een praatje. Die kleine ontmoetingen stimuleren het buurtleven en halen mensen uit hun isolement.

De nabijheid van dagelijkse functies en een kwaliteitsvol ontwerp van de publieke ruimte leveren cruciale stimulansen om mensen te doen stappen of trappen. Beide factoren zetten mensen aan om meer te bewegen; en we weten allen hoe belangrijk dat is voor ons fysieke en mentale welzijn. Daarom wordt er vanuit het ruimtelijk beleid gepleit voor kernversterking: geen loutere verdichtingsoperatie, maar een hogere dichtheid aan wooneenheden die gecombineerd wordt met een diversiteit aan diensten en voorzieningen, en met veel aandacht voor groen.

"Voldoende bankjes, voldoende oversteektijd bij de verkeerslichten ... Het lijken details, maar ze kunnen hét verschil maken of onze ouderen nog zelfstandig boodschappen kunnen doen."
- An Rekkers -

 

Als we het over ruimte en gezondheid hebben, kunnen we vandaag door de klimaatverandering niet meer om het belang van groene ruimte heen. De voorbije jaren zagen we continu hitterecords sneuvelen, met een verhoogd sterftecijfer bij ouderen als gevolg. Vooral in dichtbebouwde en sterk verharde omgevingen kampen we met een hitte-eilandeffect: de warmte wordt letterlijk door de stenen opgezogen en langer vastgehouden, koelen trager af en zorgen voor ondraaglijke temperaturen in stadskernen. Meer publieke groene ruimtes creëren, is daarom een absolute must: van kleine pocketparkjes in de straat tot en met grotere stadsparken en natuur(verbindings) gebieden die diep binnendringen in het stedelijke weefsel. Gezien de enorme maatschappelijke baten die natuurinclusieve stadsontwikkeling met zich meebrengt wordt er wereldwijd in heel wat stedelijke regio’s versneld in groen-blauwe maatregelen geïnvesteerd. Tal van onderzoeken tonen immers de positieve gezondheidseffecten van een groene omgeving aan: een beter mentaal welbevinden, groen zet aan tot meer bewegen, natuur en water hebben invloed op de temperatuur in een omgeving en op de perceptie van geluidshinder en bomen hebben positieve effecten op luchtverontreiniging (de aangetoonde oorzaak van veel luchtwegeninfecties en hart- en vaatziekten). Vandaag hanteren sommige lokale besturen de 3+30+300-norm: drie bomen moeten zichtbaar zijn vanuit elke woning, er wordt gestreefd naar 30% bladerdekking (voor schaduw en verkoeling) en er moet een publiek park op maximaal 300 meter van elke woning beschikbaar zijn. Ook voor bodemzorg worden vandaag voorzichtige stappen gezet in de goede richting. Want hoewel de effecten van bodemvervuiling en van de afgemeten saneringsgraad bij nieuwe ontwikkelingen nog onvoldoende gekend is, zijn de gezondheidssignalen op dat vlak toch alarmerend. De zorg voor de grond onder onze voeten is broodnodig en dringend.

Ruimte voor welzijn

Maar ook plekken die kansen creëren voor ontmoeting zijn cruciaal in een woonbuurt. In de typische Vlaamse verkaveling of in een lintbebouwing zijn die kansen vaak erg schaars: de auto rijdt de straat in, de oprit op, recht de garage in en het hek sluit zich achter de bewoner. Zeker in oudere verkavelingswijken is er vaak nauwelijks een gemeenschappelijk pleintje, een speelplek voor de kinderen, laat staan een buurthuis. We wonen in Vlaanderen erg individueel, vaak met weinig contacten.

Een slimme ruimtelijke planning en een doordacht ontwerp van buurten kunnen dat veranderen. Bij een aantal innovatieve woonontwikkelingen werd daarom expliciet ingezet op een collectieve buurtplek. In hartje Brugge telt het woonproject Den Indruk twee appartementsgebouwen, enkele rijwoningen en een aantal verblijven voor jongeren onder begeleiding. Via het publieke woonerf kunnen fietsers en voetgangers een kortere doorsteek door de wijk maken. Alle eigenaars van een woning of een appartement in Den Indruk zijn mede-eigenaar van een buurtschuur. De schuur wordt intensief gebruikt voor feestjes, ontmoetingen, creanamiddagen of spelletjesavonden. Bewoners ontmoeten er elkaar, leren elkaar kennen en hebben er oog voor elkaar. Als ergens een gordijn dicht blijft, dan is er altijd wel iemand die even gaat kijken of alles goed gaat. Dat soort initiatieven brengt warme buurtzorg in de praktijk. Het zijn nieuwe bestaande, maar goed doordachte vormen van samenleven, die langer thuis blijven wonen mogelijk maken.

Een laatste punt dat we onder de aandacht willen brengen, is de inplanting van grote ziekenhuizen aan de rand van diverse steden in Vlaanderen. Het is wellicht een logische keuze voor de bereikbaarheid van ziekenwagens en logistiek, maar niet voor de patiënten. We zoeken daarom naar een evenwicht tussen economische efficiëntie en nabije zorg, niet in het minst voor kwetsbare doelgroepen. Een stad als New York heeft in kwetsbare buurten eerstelijnspraktijken, vergelijkbaar met wijkgezondheidscentra bij ons. Je vindt er een huisarts, een tandarts, een psycholoog en vaak ook een buurtwinkeltje en een dienst die mensen helpt met hun administratie. Zulke wijkgezondheidscentra ontbreken bij ons nog te vaak. Ze zijn nochtans nodig voor kwetsbare mensen met de hoogste zorgnoden. Nabije zorg kan zware medische problemen sneller detecteren, wat kostenefficiënt is. Ze zijn bovendien een onmisbare sociale antenne in een buurt.

Onze wensen voor een gezond 2025

Onze wensen voor een gezond 2025? Sterke lokale besturen die van parkings parken maken en die autostraten omtoveren tot fietsen tuinstraten. Burgemeesters en schepenen die lintjes doorknippen bij nieuwe buur(t) huizen of samen-werk-plekken. Provinciale of regionale actoren die de groene longen van Vlaanderen versterken en met mekaar verbinden, waar ruimte voor water, frisse lucht en schaterlachen is. Een Vlaamse overheid die welzijn boven welvaart zet.

 

An Rekkers is directeur van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Dit stuk verscheen eerder in het tijdschrift SamPol.

Bron: SamPol
Deel dit artikel:
Onze partners