INTERVIEW. Lode Lefevre (Sweco): “Echte duurzaamheid begint bij het besef dat bouwen altijd impact heeft.”

  • image

Op 15 mei 2025 vindt tijdens Architect@Work in Kortrijk een panelgesprek plaats over een van de meest prangende vragen in de bouwsector: net-zero bouwen, hoe maken we dit werkbaar en betaalbaar? Tijdens het debat gaan drie voortrekkers uit de Vlaamse bouwsector in gesprek over de uitdagingen én kansen van dit complexe traject. Een van hen is Lode Lefevre, project engineer sustainable design bij Sweco. In zijn werk coacht hij ontwerp- en engineeringteams richting duurzamere keuzes – intern als kritische stem, extern als strategische gids. Voor Lefevre begint alles bij helderheid: “Ik ga prat op definities. De juiste scope en betekenis hanteren is basis, maar blijkt toch zo moeilijk.”

De term “net-zero” is in de praktijk bijzonder vaag, zegt Lode Lefevre. “Gaat het over operationele uitstoot, of ook over ingebedde CO₂? En wat betekent ‘zero’? Het idee komt uit de energiewereld: evenveel energie verbruiken als je zelf produceert – maar niet noodzakelijk op hetzelfde moment.” Die salderingslogica sluipt nu ook het debat over CO₂ binnen, via het idee van carbon offsets. “Je compenseert uitstoot door elders iets ‘positiefs’ te doen. Maar dat is niet zo eenvoudig. Het gaat namelijk over CO₂-equivalenten, zijnde alle broeikasgassen en niet enkel CO₂. En de positieve impact van een boom bijvoorbeeld, is verspreid over decennia – wie garandeert dat die boom er over 50 jaar nog staat?”

Trias Energetica

Als project engineer sustainable design bij Sweco werkt Lefevre aan verschillende projecten die inspelen op die uitdaging. Enerzijds zijn dat energieneutrale gebouwen, anderzijds ook gebouwen met een actieve rol in CO₂-opname, zoals Gare Maritime in Brussel, opgetrokken in CLT. Maar zelfs bij zulke iconische projecten blijven er structurele obstakels. “Gridcongestie is op dit moment een van de grootste problemen. We rekenen nog altijd op het net om energie op en af te halen, maar dat systeem kraakt. Willen we echt naar zero, dan moeten we evolueren naar meer energie-autonome gebouwen, met buffering als essentieel onderdeel.”

Die buffering past binnen wat hij nog altijd ziet als een waardevol kader: de Trias Energetica. “Eerst de energievraag beperken, dan duurzaam opwekken, en ten slotte efficiënt gebruiken. Dat derde punt krijgt vandaag te weinig aandacht. Zonder buffering blijven we afhankelijk van een net dat steeds meer onder druk komt.”

Remontabel ontwerpen

Daarnaast kijkt Lefevre naar de productie van bouwmaterialen als hefboom voor verandering. “Neem beton: mensen zijn daar soms radicaal tegen, maar de echte boosdoener is staal of -cementproductie, die zes procent van de wereldwijde CO₂-uitstoot vertegenwoordigt. Als we de energietransitie in de industrie doorzetten, daalt ook de ingebedde uitstoot van materialen zoals beton.”

Voor materiaalkeuzes hanteert Lefevre zelf het kader van de Trias Circularia. Dat vertrekt vanuit een duidelijke logica: zo min mogelijk materiaal gebruiken, vervolgens kiezen voor hergebruik of gerecycleerde of laag-impact materialen, en ten slotte zorgen voor efficiënt gebruik over de volledige levensduur. “Dat betekent ook: remontabel ontwerpen, en bij voorkeur zonder afhankelijk te zijn van gesloten ecosystemen of ‘kits of parts’. Voor technieken of woningen kan dat soms werken, maar bij grotere gebouwen is schaal een uitdaging. Dan zie ik meer in ontwerpprincipes die losmaakbaarheid en aanpasbaarheid centraal stellen.”

Black box-effect

Monitoring speelt volgens Lefevre een sleutelrol in het verduurzamen van gebouwen – maar je moet goed weten wat je monitort. “De operationele impact wordt uitgespreid over de levensduur, maar de ingebedde impact gebeurt volledig aan het begin. Die moet je dus over een zo lang mogelijke periode afschrijven. Als een kantoorgebouw na 15 jaar al wordt gesloopt, is de milieuwinst van duurzame materialen grotendeels verloren.”

Commissioning – zorgen dat een gebouw ook effectief presteert zoals het ontworpen is – blijft voor hem een essentieel onderdeel. Maar ook daar zijn er valkuilen: “Bij data-gestuurde optimalisatie is het cruciaal dat je werkt met correcte, voldoende en representatieve data. En je moet begrijpen hoe de data verwerkt worden. Als dat niet transparant gebeurt, krijg je het ‘black box’-effect – of erger: een self-fulfilling prophecy.”

Circulair als basislogica

Over levensduur is Lefevre duidelijk: ontwerpen met oog op onderhoud en aanpassing is de slimste investering. “Beeld je in dat je het zelf moet oplossen. Dat is vaak de beste redenering.” De materialen die je vandaag inbouwt, moeten over dertig of vijftig jaar nog altijd relevant én vervangbaar zijn. Circulaire strategieën, zoals remontabel ontwerpen of het verlengen van de functionele levensduur, zijn voor hem dus geen nichetoepassingen maar basislogica.

De hamvraag blijft volgens hem: wie betaalt dit alles? “Zonder verdienmodellen krijg je het nooit structureel ingebed. Voor zonnepanelen werkt het omdat er een duidelijke ROI is. Maar voor technieken zoals aqua- of riothermie ligt dat moeilijker – daar is overheidssteun nodig.” Hij pleit daarom voor gerichte subsidies en heldere CO₂-doelstellingen. “Niet alles is zomaar terug te verdienen, dus moet de overheid inspringen waar dat wél maatschappelijk rendeert.”

Benoem de paradox

Toch draait het niet alleen om geld, maar ook om fundamentele keuzes. “We bouwen nog steeds alsof impactloos bouwen een haalbare kaart is. Maar hoe kunnen we ‘geen impact’ hebben en tegelijk zoveel bouwen? Welke ‘plussen’ realiseren we om al onze ‘minnen’ te compenseren? Dat lijkt mij, eerlijk gezegd, onmogelijk.”

Voor Lefevre is dat dan ook de kern van het debat: de paradox benoemen, in plaats van ze weg te rekenen. “Zolang we onze definities vaag houden, blijven we discussiëren zonder oplossing. Als je de lat echt op zero legt, moet je durven erkennen dat bouwen altijd een impact heeft. En net dat besef is het begin van echte duurzaamheid.”

  • Deel dit artikel

Onze partners